Wat was nou precies de aanleiding voor de oprichting van deze nieuwe kapel?
Ron: “Voordat De Limburgse Boereblaoskapel van start ging, was een aantal van de huidige muzikanten actief in het Zuid Limburgs Blaasorkest. Deze kapel, die meer dan tien jaar heeft bestaan, was gespecialiseerd in Böhmische muziek. Kwalitatief gezien maakten we prima muziek. Tijdens een concours hebben we ooit hoge punten behaald, maar op de een of andere manier slaagden we er niet in voldoende optredens binnen te slepen. Dat kwam misschien omdat het Limburgse publiek de laatste jaren toch vooral gecharmeerd was van Moravische blaasmuziek, en dat speelden wij slechts zeer beperkt. Hoe dan ook, op een gegeven moment stopte onze dirigent ermee. In een goede verstandhouding, maar voor de kapel was dat feitelijk de genadeklap. Ik heb toen via de website van Ruud’s Music Magazine een oproep gedaan voor een nieuwe dirigent”.Ruud: “Dat klopt. Op dat moment was ikzelf niet meer actief als muzikant omdat de big band waar ik lid van was, Happy Sound, opgeheven was. Eveneens vanwege te weinig optredens. Ikzelf was muzikaal gezien ‘werkeloos’ en  wilde toen wel weer ‘iets’ met een échte blaaskapel gaan doen. Op die manier zijn wij, Ron en ik, aan de praat geraakt. Dat vormde het begin van De Limburgse Boereblaoskapel”. Frans: “We zijn toen met een stuk of 12 muzikanten bij elkaar gaan zitten om te bespreken hoe we met een nieuwe kapel wél succesvol te werk konden gaan, zodat er ook daadwerkelijk voldoende aanvragen voor optredens zouden binnenkomen. Allereerst hebben we besloten te kiezen voor een repertoire dat voor circa 60% bestaat uit Moravisch repertoire, zeg maar de muziek zoals we die kennen van Túfaranka, Kumpan en Gloria, ongeveer 30% Böhmisch repertoire in de stijl van Ernst Mosch en dan nog 10% heel gevarieerd”.
Hoe is de beginperiode verlopen?
Ron: “In de beginperiode hebben we gastdirigenten uitgenodigd om één repetitie te verzorgen. Dat waren Saimon Bastings van Marlènticka, Ron Houben van die Lustigen Egerländer en Bert Adams van Die Orginal Maaskapelle. Op die manier kregen we vanuit verschillende invalshoeken adviezen en tips. Kort daarna is Jacques Notten uit Beek onze kapelmeester geworden. Vanaf dat moment is het alleen maar crescendo gegaan. Zeer regelmatig kwam er een muzikant bij en ook de lastige vacature van bassist hebben we kunnen invullen dankzij de komst van Jan Simons uit Margraten. De klarinetsectie bleef onderbezet, maar de kapelmeester vroeg een bevriende plaatsgenoot, Mark Wouters, én zijn eigen zoon Niels om mee te doen en daarmee was de klarinetsectie compleet. Jacques speelt trouwens zelf ook klarinet, dus als de nood aan de man is, kan hij ook zelf meedoen.Op dit moment bestaat de bezetting uit 6 Flügelhorns/trompetten, 2 klarinetten, 1 dwarsfluit, 3 tenorhoorns/baritons, 1 drummer, 2 trombones, 1 bes bas en natuurlijk ons zangduo Rens en Annie. Samen met kapelmeester Jacques toch een club van 19 mensen”.
Jullie hebben gekozen voor een naam die toch wel ouderwets aandoet. Waarom?
Ruud: “Dat klopt. De roots van heel veel blaaskapellen liggen in de jaren vijftig en zestig. Toen waren het nog boerenblaaskapellen. Ze schoten als paddestoelen uit de grond en het publiek vond de muziek erg gezellig. Het was de tijd dat de mensen nog wat meer tijd voor elkaar hadden, de maatschappij socialer was. De mensen stonden wat dichter bij elkaar. Via onze naam willen we verwijzen naar die oude, gezellige tijd. Daar is het toch allemaal mee begonnen. Anderzijds is het natuurlijk zo dat de tijd niet heeft stilgestaan. Vele blaaskapellen hebben in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de boot gemist door onvoldoende aandacht te besteden aan repertoirevernieuwing, de factor amusement én het aantrekken van jongere leden. Met De Limburgse Boereblaoskapel willen we dat anders doen. De muziek is zeer belangrijk, maar presentatie en amusement zijn minstens zo belangrijk. Dat is overigens gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het vergt heel veel aandacht en tijd om op diverse fronten aan de wensen van het hedendaagse publiek te voldoen. Men is immers verwend door al die prachtige kapellen uit Tsjechië en Slowakije. Wijzelf zijn amateurs, maar het publiek verwacht van de kapel in zijn totaliteit minimaal een semi-professionele kwaliteit. Een hele uitdaging”.Ron: “Het eerste jaar van ons bestaan moesten we wennen aan de nieuwe aanpak, aan het conceptmatige fantaseren rondom het thema ‘boerenleven’.  Muzikaal gezien hebben we ons open gesteld voor de invloeden van kapellen als Vlado Kumpan, Gloria en Túfaranka. Voor een aantal leden was dat niet gemakkelijk, maar nu we tweeëneenhalf jaar verder zijn, hebben we onze weg gevonden. We stellen een uitgebalanceerd repertoire samen, bouwen steeds meer showelementen in ons programma en ook qua presentatie wordt het plaatje verrassend leuk. Het ‘boerenachtige’, zoals we dat zelf noemen, wordt steeds verder uitgebreid. Voor, tijdens en zelfs na de optredens. Als we elkaar een mail sturen beginnen we al met ‘Beste boeren en boerinnen’. Dat soort dingen. Onze boerinnen dragen zelfs al boerenschorten en klompen. In juni hebben we prachtige vaantjes laten maken en binnenkort krijgen we boerenhesjes, gemaakt door Ingrid, de vrouw van onze klarinettist Mark. Jawel, het staat helemaal op de rails!”
Jacques, hoe heb jij de kapel tot nu toe ervaren?
Jacques: “Deze club is zondermeer een enthousiaste club. Er zijn ideeën die niet alleen de muzikanten, maar ook mij inspireren en daardoor ben ik gemotiveerd om het muzikale niveau te ontwikkelen en mijn eigen kennis over te dragen. Ons succes is afhankelijk van ambities, talent, engagement en de wil om vooruitgang te boeken, om tijdens repetities op het puntje van de stoel te zitten. De repetities worden goed bezocht. Het viel me op dat het muzikanten zijn die bewust gekozen hebben voor blaaskapellenmuziek. Het is geen kapel die is voortgekomen uit een harmonie of fanfare. Dat is toch wel een wezenlijk verschil. Daardoor is er méér ambitie, tenminste, zo ervaar ik het. In de beginfase merkte ik dat nog niet alle muzikanten bekend waren met de speelwijze van de typisch Moravische muziek. Dat pittige en puntige. In vergelijking met het Böhmische vergt dat een andere vorm van aandacht, een andere vorm van musiceren. Daar blijf ik op hameren want we kunnen het nog veel beter. Zelf bestudeer ik zeer veel geluidsfragmenten van o.a. Kumpan, Gloria enzovoorts. Daarnaast bezoek ik regelmatig concerten om die nieuwe invloeden in me op te kunnen nemen. Tijdens uitvoeringen wisselen we Moravische en Böhmische nummers af, en dan wil ik dat elk nummer in de juiste stijl gespeeld wordt. Dat kan ook als iedereen geconcentreerd is en zijn huiswerk heeft gedaan. Belangrijk in dit verband is natuurlijk dat de muzikanten gestimuleerd worden om CD’s te beluisteren of concerten te bezoeken.Sinds het begin zijn er nog geen leden weggevallen en dat betekent stabiliteit. Bestuurlijk gezien ben ik blij dat er een aantal mensen zijn die de lijnen uitzetten. De verantwoordelijkheid wordt door vijf mensen gedragen en dat zorgt voor een breed draagvlak. Ook dat laatste is niet gemakkelijk, maar wel noodzakelijk”.
Jacques, wat zijn jouw persoonlijke ambities met deze kapel?
Jacques: “Vanaf het begin hebben we voldoende optredens gehad en daarmee hadden we zogezegd ‘stippen op de horizon’ waar we naartoe konden werken. Dat geeft een extra stimulans om het muzikale niveau te verbeteren. Het is mijn streven bij elk nummer de originele speelwijze zo dicht mogelijk te benaderen. Mijn tweede ambitie is om de podiumuitstraling een extra dimensie te geven: window dressing, oftewel: we moeten onszelf in de etalage leggen! De muzikanten moeten loskomen van de noten. Stil op een stoel blijven is geen performance. Het publiek wil iets zien. Ten derde wil ik meer variatie in het repertoire brengen, o.a. door meer zangnummers aan het repertoire toe te voegen, liefst met eigen geschreven teksten in het Limburgse dialect. Mijn laatste ambitie, maar zeker niet het minst belangrijk, is de komst van een vaste geluidstechnicus die bij alle optredens met ons meereist. In de praktijk moet ik constateren dat op dit gebied nog vele stappen voorwaarts gemaakt kunnen worden. Tijdens diverse evenementen en festivals merk ik dat het nog niet optimaal is. Al met al is het duidelijk dat we met onze kapel ‘op meerdere aambeelden tegelijk slaan’, maar ja, alleen door de lat hoog te leggen blijf je als kapel interessant voor het publiek en jongere muzikanten. Wat dit laatste betreft: we hebben er op dit moment drie van rond de twintig jaar”.
Op 21 september 2008 organiseert De Limburgse Boereblaoskapel voor het eerst een BoereBlaosFestijn. Waarmee proberen jullie je te onderscheiden van andere evenementen?
Frans: “Allereerst wil ik zeggen dat ik me enorm verheug op dit eerste BoereBlaosFestijn. We hebben drie gastkapellen: die Lustigen Egerländer uit het Belgische Houthalen, de Zwarte Fanfare uit Aarle-Rixtel en Marlènticka uit Reijmerstok. Zij treden op tussen 14.00u en 19.00u. Om 19.30u zullen we met onze eigen kapel nog anderhalf uur muziek maken. Het festijn begint om 13.00u met een BoereBrunch. Op die manier verwachten we meteen vanaf het begin een gezellige drukte te hebben. Iedereen die dat wil kan aanschuiven aan gezellige tafels met daarop o.a. hartige broodjes, Limburgse vlaai en een warm vleesgerecht. En natuurlijk koffie en thee. De deelnameprijs voor de BoereBrunch bedraagt 15 euro voor 1 persoon of 25 euro voor 2 personen. Elke deelnemer krijgt voor dit geld ook nog een gratis jaarabonnement op ‘De Muziekvriend’, hét tijdschrift voor blaaskapellen. Overigens, de entree tijdens ons BoereBlaosFestijn is gratis. Alleen de BoereBrunch is natuurlijk niet gratis. Tijdens die BoereBrunch draait een DJ alvast vrolijke blaasmuziek. Elke kapel speelt een uur en twintig minuten. De kapellen hebben dus voldoende tijd om zich te presteren. Onze sponsoren, waaronder Keurslagerij Jacques Keulen uit Hulsberg, zullen op een beamer gepresenteerd worden, net zoals leuke foto’s van de kapel.  Trouwens, ik hoop dat ons festijn kan uitgroeien tot een gewaardeerd evenement. Mijn persoonlijke wens is om ooit een Tsjechische kapel naar Genhout te kunnen halen. En het liefst Vlado, want dat is voor mij toch wel het mooiste wat er is. Ik heb gemerkt dat ik bij klusjes in huis veel langer blijf doorwerken als er een CD van Vlado draait. Zonder blaasmuziek heb ik na 10 minuten al geen zin meer!”
Welke andere favorieten hebben jullie nog?
Ron: “Voor mij is De Maaskapel van Bert Adams een groot voorbeeld. Ik vind het geweldig om te zien hoe Bert voor die kapel staat, zingt, en er  een show van weet te maken. Die kapel is echt uniek en ook qua sound net iets anders”.Jacques: “Bij mij is het een mix van verschillende interpretaties en stromingen. Moravanka, Gloria en de kapel van Vlado Kumpan spreken tot de verbeelding. Ik heb het vermoeden dat Gloria een grote inspiratiebron is geweest voor Vlado Kumpan”.Albert: “Vroeger was ik een enorme fan van Moravanka, en nu nog, maar sinds ik Vlado heb gehoord, tja, toen was ik helemaal verkocht. Toen was ik, als drummer, laat ik maar zeggen: uit het vel geslagen!”Frans: “Weet je wat ik ook zo mooi vind? Hoe Kumpan nieuwe arrangementen speelt van oudere nummers, zoals de Südböhmische Polka. Man, man, man, daar kun je me ’s nachts voor wakker maken. Kippenvel”. Wat zouden jullie nog graag met deze kapel in de toekomst willen bereiken? Ron: “Ik zou het fijn vinden, maar dat geldt voor alle kapellen denk ik, als we er veel beter in zouden slagen het jongere publiek te bereiken. Op dit moment is het blaaskapellenpubliek behoorlijk aan het verouderen. Daarom moeten de optredens veel flitsender worden, met meer show en bravoure. Tenminste, dat denk ik. Het is niet de bedoeling dat muzikanten als de twaalf apostelen op het podium zitten!”Frans: “Laatst hebben we een optreden verzorgd bij een zorgboerderij in Ulestraten voor mensen met een beperking. Daarbij was een zeer gemengd publiek aanwezig. Een jongen van een jaar of vijftien, die bij de plaatselijke fanfare speelde, sprak mij aan en zei dat hij ook wel deze muziek wilde spelen. Ze zijn er dus wel! Misschien gaat de jeugd niet meer zo snel naar een traditioneel blaaskapellenfestival. Daarom is het goed dat we ook tijdens andere soorten evenementen muziek maken”.Jacques: “Precies, we moeten proberen nieuwe wegen in te slaan. Ons op veel meer verschillende podia manifesteren, zodat we dat hoempa-imago kunnen afschudden”.Ron: “Goed gezegd Jacques, we moeten de koe bij de horens vatten!”Albert: “Een andere wens van onze kapel is om over niet al te lange tijd een paar nummers op te nemen om daarmee promotie te maken. Geen hele CD, maar een soort mini-CD met twee of drie nummers. Met een leuke CD-inlay erbij met wat info en foto’s. Dat is ook handig om reclame te maken”.
Hebben jullie al een fanclub?
Ron: “Nog niet echt, maar volgens mij gaat dat niet lang meer duren. We merken dat het clubje trouwe fans dat elke keer meegaat naar de optredens groeit en groeit. Dat is leuk om te zien. Ik denk dat we maar eens T-shirts of zo moeten gaan maken. Blauwe T-shirts met op de achterkant ons logo, de koeienkop! Eens kijken hoe groot die kudde wordt!”
Jacques, had je dit allemaal verwacht toen je eraan begon?
Jacques: “Nee, ik ben aangenaam verrast. In het verleden heb ik vanaf mijn 18e voor diverse blaasorkesten en kapellen gestaan. Vanwege zakelijke omstandigheden eindigde dat in 1994. In 1996 heb ik de draad weer opgepakt omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De manier hoe deze club zich manifesteert spreekt me enorm aan. Mijn vrouw Marjo vindt de optredens hartstikke gezellig en is inmiddels één van de allertrouwste fans. Onze zoon Niels doet mee en dochter Daphne heeft al een paar keer uitgeholpen op klarinet. Weet je, het is tijdens de repetities best hard werken en ook op organisatorisch gebied draag ik mijn steentje bij maar als je ziet dat het resultaat heeft, dan doe je dat graag. Regelmatig zijn er nieuwe ideeën en dat spreek me aan”. Ron: “Wie zaait, zal oogsten!” 
Voor meer informatie over De Limburgse Boereblaoskapel kunt u contact opnemen met boer Ron Simons, tel. 046 – 4425673, e-mail: r.simons6@kpnplanet.nl